Een hedendaagse Formule 1 auto heeft een open cockpit en de motor zit in het midden. Het chassis is zeer licht, maar wel sterk. Meestal wordt hier koolstofvezel voor gebruikt. De auto met motor, inclusief de brandstof en de coureur moet een minimumgewicht hebben van 620 kilo. Vaak zijn de auto’s een stuk lichter en wordt er extra ballast aangebracht in de vorm van gewichten. Hiermee kan men ook een ideale gewichtsverdeling bewerkstelligen.
De downforce
De downforce is de aerodynamische neerwaartse kracht die zorgt dat de auto op de weg wordt gedrukt. De verschillende ‘vleugels’ op de auto bevorderen deze downforce. Ook de vlakke bodem van de auto speelt hier een grote rol. Strengere regels hebben deze downforce enigszins aan banden gelegd, waardoor er minder flaps en vleugels zijn. Doordat de auto hierdoor gladder werd was er ook minder wervelde lucht wat weer bevorderlijk is voor het inhalen.
Wat mag wel en wat mag niet
Ook de banden bepalen de snelheid van de auto. Van 1998 tot 2008 mochten er geen slicks gebruikt worden. Hiervoor in de plaats kwamen de banden met de vier groeven in de lengterichting die de bochtensnelheid beperkte, maar tegenwoordig mag er weer met de profielloze slicks gereden worden. De motor in de Formule 1 moet een 1,6 liter V6-motor met turbo zijn, en ook hier worden ook nogal wat eisen aan gesteld. Voor bijvoorbeeld de gebruikte materialen, het ontwerp en de brandstof die de motor gebruikt zijn bepaalde regels en eisen opgesteld. Veel verbeteringen aan de auto’s zijn verboden met de huidige regels, hieronder vallen bijvoorbeeld een actieve ophanging en turboladers. Toch kunnen de auto’s ondanks deze strenge regelgeving nog steeds snelheden van meer dan 350 kilometer per uur halen op bepaalde circuits. Een Honda Formule 1 auto haalde op een startbaan in de Mojavewoestijn zelfs 413 kilometer per uur in 2006.